Bas van den Berg is onderwijsvernieuwer, onderzoeker en docent. Hij is gespecialiseerd in duurzaamheidstransities in het onderwijs. Nu de grenzen van de planeet steeds verder worden overschreden, is het tijd voor een fundamentele verandering, zegt Bas. Gericht op het herstellen van de aarde, met aandacht voor de menselijke natuur. Wat betekent de transitie naar een duurzame samenleving en herstel van de aarde voor het onderwijs?
Tekst: Cato Montijn
Foto's: Ivy Sangers
“Hoe kunnen we het onderwijs ontwerpen als het uitgangspunt zou zijn: de aarde herstellen? Met die vraag houd ik me dagelijks bezig. Ik ben verbonden aan het kenniscentrum Mission Zero van de Haagse Hogeschool en het expertisenetwerk systemisch co-design. Ik verdiep me in regeneratief onderwijs: onderwijs dat herstellend is voor de aarde én de menselijke natuur.”
Grenzen van de planeet
“Klimaatverandering is de realiteit waarin we nu leven en opvoeden. Het Stockholm Resilience Centre heeft net een update gepubliceerd over de planetary boundaries: de grenzen van de planeet. Zes van de negen grenzen zijn al overschreden. Dit uit zich onder meer concreet in de stikstofproblematiek waar we nu mee te kampen hebben. Het staat buiten kijf dat de manier waarop de mens nu leeft te intensief is. Dat we te veel van de aarde vragen en gebruiken. Het onderwijssysteem móet daar serieuze aandacht aan besteden. De leerlingen, studenten en jongeren die wij opleiden zullen namelijk de rest van hun leven te maken hebben met klimaatontwrichting en transities. Hen voorbereiden op dit leven is de grote educatieve uitdaging die voor ons ligt. Er zit een educatieve taak in het onderzoeken hoe we menselijke systemen en culturen kunnen ontwerpen die wél binnen die grenzen blijven.”
Onderwijs in de praktijk
“Stel, we zeggen dat alles wat we in het onderwijs doen, moet bijdragen aan het herstellen van de aarde. Dat zou een fundamentele verandering betekenen voor de pedagogiek en didactiek, maar ook voor de bedrijfsvoering en de organisatie van het onderwijs. Zo kun je onderwijs geven dat niet begint vanuit kennis uit een boek, maar aan de hand van waar je in het leven tegenaan loopt. Speelt bij jou in de omgeving energiearmoede een grote rol? Of bijvoorbeeld plasticvervuiling in lokale kanalen? Als onderwijzer reageer je continu op het samenspel van je leefwereld, die in je klas en om je heen, en de complexe opgave waar we als maatschappij voor staan. Onderwijs moet dus ten dienste staan van de transities die nodig zijn om de klimaatverandering tegen te gaan.”
Eisen stellen en belonen
“Het ministerie van OCW kan zich afvragen: hoe kunnen we bijdragen aan een onderwijssysteem dat iedereen helpt een rol te spelen in het herstellen van en aanpassen aan de klimaatcatastrofe? Natuurlijk kan dat door meer financiële middelen beschikbaar te stellen. Of door te onderzoeken hoe we mensen kunnen belonen als ze bijvoorbeeld duurzaamheidsvraagstukken (verder) integreren in hun onderwijspraktijken.”
“Het ministerie kan ook bepaalde eisen stellen. Aan de voorwaarden voor nieuwe opleidingen en aan de evaluaties van bestaande opleidingen zou je duurzaamheidseisen kunnen toevoegen. Zo kun je van onderwijsprofessionals eisen dat ze vaardigheden ontwikkelen op het gebied van omgaan met duurzaamheidtransities. Dat kan inhoudelijk zijn, bijvoorbeeld door kennis te ontwikkelen over windenergie. Maar het kan ook meer gericht zijn op innerlijke duurzaamheid, zoals het leren omgaan met onzekerheid. Onzekerheid is een fundamenteel onderdeel van duurzaamheidtransities. Het is hierbij wel belangrijk dat rekening gehouden wordt met de totale werklast van onderwijsprofessionals – en dus ook dat ze de mogelijkheid krijgen andere werkzaamheden op te geven.”
Ondersteuning
“Mijn eigen insteek is: er zijn grote maatschappelijke problemen en samen moeten we daar stappen in zetten. Dat betekent niet dat ik de verantwoordelijkheid voor het oplossen van die problemen in de schoenen van studenten schuif. Dat kan ik niet van ze vragen en ze hebben niet de beslismacht. Maar ik laat ze wel in aanraking komen met transities, en daarin begeleid ik ze.”
“Zo ga ik bij een nieuw vak vaak eerst met studenten een gebied in. Bijvoorbeeld een natuurgebied, of stedelijke omgevingen waar mensen de problemen elke dag ervaren. Daar onderzoeken we: wat heeft dit gebied nodig? Zo hebben studenten wel eens ontdekt dat een stad circulaire ontwikkelplannen had, die het voor de bestaande circulaire organisaties onmogelijk maakten om in het gebied te blijven. Dit kwam grotendeels door de snel stijgende grondprijzen. Daar was tijdens het ontwerpproces van het gebied geen rekening mee gehouden. Studenten kunnen dat soort uitdagingen goed concreet en bespreekbaar maken.”
Klimaatrealiteit
“Het is belangrijk om leerlingen en studenten geleidelijk in aanraking te laten komen met de klimaatrealiteit. En om ze daarin te ondersteunen, want die realiteit is heftig. Die ondersteuning kan bijvoorbeeld psychologisch zijn. Maar het kan ook een heel concrete ingreep zijn. Ik werk bijvoorbeeld met Dedicated Learning Journals, waarin ik ze over de problematiek laat nadenken en waarin ze reflecteren op hoe ze zich erover voelen.”
“Verder is het belangrijk dat studenten en leerlingen handelingsmogelijkheden zien. Dat we de vraagstukken klein maken, zodat ze er ook echt iets mee kunnen. Zonder af te doen aan de complexiteit van de problemen. Een voorbeeld van zo’n vraagstuk is de eerdergenoemde problematiek van de circulaire pioniers in een stad. Zij voelden zich door de circulaire plannen van de gemeente buitenspel gezet. Dat maakte het voor studenten een stuk tastbaarder!”
Onderwijzen tijdens transities
“Op 11 oktober heb ik een boek gelanceerd: Onderwijzen tijdens Transities. Daarin heb ik verhalen verzameld over hoe het anders kan. De gemeenschap in Nederland die bezig is met deze vraagstukken groeit. Ik zou het mooi vinden als het ministerie van OCW die bodem gaat voeden. Want waarom is die onderwijstransitie geen prioriteit van de Nederlandse overheid? Het is tijd voor een landelijke missie: hoe moet het onderwijs eruit zien in tijden van transities? Daar moeten we een serieus programma op maken. Dan kunnen we wat leeft echt laten bloeien.”