Aanpak lerarentekort

Al jaren hebben we in Nederland te weinig leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Er komen onvoldoende nieuwe leerkrachten bij en er vertrekken er te veel; ze gaan met pensioen of kiezen voor een andere baan. Afgelopen maandag spraken minister Dijkgraaf en minister Wiersma op de Hogeschool Utrecht (HU) samen met studenten, docenten en bestuurders over de huidige stand van zaken in het onderwijs. We spraken met Jan Bogerd (HU) en Thea Meijer (SPO Utrecht) over hun visie op de aanpak van het lerarentekort.

Tekst en foto's: Floor Catshoek

Jan Bogerd
Beeld: ©HU/Tammy van Nerum

“Het is van groot belang dat het lerarentekort wordt teruggedrongen”, vertelt Jan Bogerd, voorzitter van het College van Bestuur van de HU. “Want het zorgt ervoor dat de kwaliteit van het onderwijs onder druk komt te staan en het vergroot de kansenongelijkheid. De oplossing klinkt eenvoudig: we moeten genoeg blijvende en blijvend goede leraren hebben. Maar dat is een flinke uitdaging die we regionaal aanpakken. Samen met de scholen werken we aan een duurzame aanpak.”

Aantrekkelijk beroep

Om het tekort aan te pakken, moeten meer mensen kiezen voor het onderwijsvak. En de uitstroom van leerkrachten moet omlaag. “Om dat voor elkaar te krijgen, is het heel belangrijk dat het een aantrekkelijker beroep wordt, met aanzien”, legt Bogerd uit. “Toen ik vroeger zelf een opleiding tot leerkracht deed, was er ook een tekort. Ik had een achtergrond in het jeugdwerk, dus mocht tijdens mijn studie al lesgeven. Ik stond - zoals dat heet - ‘onbevoegd’ voor de klas. Maar vergelijk dit met een student geneeskunde die coschappen loopt. Die werkt niet ‘onbevoegd’ in het ziekenhuis. Als je dat zo noemt wil niemand door die persoon geholpen worden. Het is een ‘arts in opleiding’. Waarom noemen wij docenten tijdens hun opleiding niet ‘docent in opleiding’?”

Bogerd wil daarnaast dat de mogelijkheden van het loopbaanpad in het onderwijs worden verbeterd. “Docenten in opleiding en onderwijsassistenten moeten kunnen uitgroeien tot junior en senior docenten. Of een docent met een specialisatie of een die onderzoek doet. Ook moeten we de weg naar het worden van onderwijzer veel flexibeler maken. Bijvoorbeeld door het toestaan van een dubbele bevoegdheid. Bij de HU kan een student pedagogiek of economie met een korte aanvulling ook voor de klas komen te staan. Dat is nu hier bij de HU mogelijk, maar dit kan natuurlijk op elke hogeschool met zowel lerarenopleidingen als een Pabo worden opgetuigd. Deze zogenaamde verbrede onderwijsdisciplines kunnen bijdragen aan het terugdringen van het lerarentekort.”

Vluchtelingen voor de klas

De HU ziet voor het onderwijs ook veel potentie in de groep mensen die nieuw in ons land zijn komen wonen. Minister Wiersma sprak tijdens zijn bezoek met één Poolse en twaalf uit Turkije gevluchte wiskunde- en informaticadocenten. Zij stonden in hun land van herkomst al voor de klas. In Nederland zijn ze bevoegd verklaard, maar nog onvoldoende bekwaam. In dit traject worden zij in maximaal anderhalf jaar tijd bijgeschoold. Ze lopen stage, maar leren ook de Nederlandse taal en de manier van lesgeven in ons land.

Drie jaar geleden begon de HU met onderwijstrajecten voor vluchtelingen. “En met veel succes”, vertelt Bogerd. “Een van onze oud-studenten, een biochemicus die uit Syrië was gevlucht, liet zich omscholen tot docent Engels en werkt nu op een ROC in Amsterdam. Vorig jaar werd hij zelfs genomineerd voor de prijs ‘Uitblinker van het jaar 2021’!” 

Betere begeleiding

Om te voorkomen dat studenten en docenten na verloop van tijd toch kiezen voor een andere carrière, is ook betere begeleiding nodig. Dit bleek ook wel tijdens het gesprek dat de ministers hadden met verschillende mensen uit het onderwijsveld. Een docent Engels op het vmbo vertelde dat hij na zijn eerste lesdag als zij-instromer huilend naar huis fietste. Hij stond er helemaal alleen voor, terwijl hij het lesgeven nog niet onder de knie had. Hij kreeg geen begeleiding van de school waar hij voor de klas stond of van de HU, waar hij studeerde. Dat moet natuurlijk anders.

Thea Meijer
Beeld: ©Eigen foto Thea Meijer

Gelukkig gaat het tegenwoordig al vaak heel anders, weet Thea Meijer, bestuurder bij SPO Utrecht  [een stichting met 38 scholen voor primair onderwijs, red.]. “Zo werken wij met schoolopleiders; een soort intern begeleiders, maar dan niet voor de leerlingen, maar voor (Pabo-)studenten en startende leraren die op een van onze scholen voor de klas staan. Ook werken we hier in de regio met een keurmerk voor opleidingsscholen die voldoen aan de kwaliteitscriteria om studenten op te leiden. En in de stad Utrecht hebben we een extra traject voor zij-instromers opgezet waarbij ze eerst samen met een leerkracht voor de klas staan, voordat ze dat alleen doen. De drempel om leerkracht te worden moet omlaag en de opleiding en begeleiding moet beter.”

Samen verder komen

Om dit te bereiken hebben studenten, Pabo’s, leraren en begeleiders zich verenigd in het netwerk ‘Samen opleiden’. “Wij geven vanuit de scholen bijvoorbeeld input voor het curriculum op de hogescholen. Vroeger werd er wel geklaagd dat er een kloof was tussen wat ze leerden op de Pabo en hoe het werk eruit zag als ze eenmaal voor de klas stonden. Nu sluit dat beter op elkaar aan. Ook denken we samen na over duurzame oplossingen die ervoor zorgen dat er meer mensen geïnteresseerd zijn in het (blijven) werken als docent, ook als er straks misschien geen tekort meer is. Dat kan bijvoorbeeld door het aanpassen van de opleiding naar een brede opleiding die niet alleen het onderwijs omvat, maar ook jeugdzorg en kinderopvang. Maar ook door het werk aan te passen. Zo is een aantal scholen al gestart met het anders organiseren van onderwijs. Dus geen traditioneel onderwijs, waarbij één leraar voor één klas staat, maar meer een onderverdeling in clusters, waarbij je met meerdere docenten voor een grotere groep staat. Dit zorgt voor meer flexibiliteit – ook in tijden zoals nu met veel uitval onder leerkrachten - en meer onderlinge samenwerking met collega’s. En dat zorgt bij velen weer voor meer werkplezier en minder werkdruk.”

Openhartig gesprek

Het bezoek van de ministers is belangrijk voor de onderwijsinstellingen. “Het was een fijn, openhartig gesprek”, aldus Meijer. “Ze waren echt belangstellend en betrokken. De ministers wilden weten wat ons nu belemmert en wat er nodig is om dat op te lossen. En ze zien dat het lerarentekort alleen minder kan worden als we samen optrekken.” Bogerd deelt de positieve ervaring. “Ze gaven aan dat het de eerste keer was dat ze samen op werkbezoek gingen. En dat het niet toevallig is dat het een bezoek was in het teken van het lerarentekort. Het gaat beide ministers aan en ik vind het goed om te zien dat ze er samen in optrekken. En we zijn het misschien nog niet op alle punten eens, maar het is goed om te zien dat er zo veel ambitie is. OCW is voor ons een onmisbare partner voor het oplossen van het lerarentekort en vandaag staken ze een hand uit. We gaan er samen mee aan de slag!”