Wat betekent het om het onderwijs te dekoloniseren? En hoe maken we het dominante perspectief in het onderwijs inclusiever? In de vierde aflevering van ‘Samen aan tafel’ spreekt schoolbestuurder Dave Ensberg-Kleijkers over deze onderwerpen met Jorrit Blaas, middelbareschooldocent en plaatsvervangend afdelingshoofd bij OCW. Schuif aan!
Tekst: Nathaniël Papilaja
Foto: Tess Berendregt
Beeld: © Ministerie van OCW
Dave Ensberg-Kleijkers en Jorrit Blaas
“Keti Koti betekent veel voor mij”, vertelt Dave Ensberg-Kleijkers. “Ik denk dan aan mijn ouders en voorouders, en aan mijn dochter van zes. We leren haar over het slavernijverleden, hoe dat echt was. Samen zijn we al naar Bonaire, Aruba, Suriname en Zuid-Afrika geweest, en bezochten we musea en plantages. Zo krijgt zij een beeld van waar ze vandaan komt. Voor een deel is ons slavernijverleden een verdrietig verhaal, maar het is ook het verhaal van hele sterke mensen die in haar bloed zitten.”
Dave is bestuurder van Zonova opvang en onderwijs, verantwoordelijk voor negentien basisscholen en 23 voorscholen in Amsterdam-Zuidoost. In totaal gaan er bijna vijfduizend kinderen naar deze scholen. Tachtig procent van hen komt uit gezinnen met een migratieachtergrond uit 173 verschillende nationaliteiten en achtergronden.
Ook voor Jorrit Blaas heeft Keti Koti betekenis gekregen. Jorrit is teamleider van het team Curriculum en Doorstoom en plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Met zijn team werkt hij aan onderwijsinhoud, waaronder de examenprogramma’s en de kerndoelen.
“Voordat ik bij OCW ging werken zei deze dag mij niet zo veel”, vertelt Jorrit. “Maar nu ik werk aan het geschiedeniscurriculum heeft deze dag meer betekenis voor mij gekregen. En het werd echt concreet toen ik werkte op een school in Amsterdam-Noord, met veel culturele diversiteit. We besteedden een hele week aan herdenken en vieren. Ik zag hoezeer de activiteiten rond Keti Koti iets losmaakten bij leerlingen, hun interesse groeide elke dag.”
Curriculumherziening
Jorrit werkt voor OCW aan de curriculumherziening van het onderwijs, waarin nieuwe kerndoelen en examenprogramma’s worden ontwikkeld. Dekolonisatie is daar onderdeel van. Belangrijk, volgens Dave: “Voor mij is dekolonisatie van het onderwijs een fundamenteel vraagstuk. Ik zie dit drieledig: wat voor lesmateriaal bieden we kinderen aan, wie biedt dat aan, en hoe praten we daarover? Dekolonisatie betekent dat we het dominante Eurocentrsich perspectief van wit, man, hetero moeten verlaten en oog moeten krijgen voor alle verschillende perspectieven die er zijn.”
Jorrit knikt instemmend. “Voor de curriculumherziening laten we ons adviseren door organisaties als het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NinSee) en Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS). Van hen leren we niet vanuit alleen het Eurocentrisch perspectief over het slavernijverleden te vertellen, maar juist ook vanuit het trotse perspectief van verzet en rebellie.”
Dave onderstreept dat belang van een meerstemmig perspectief in het onderwijsaanbod. “Om een voorbeeld te noemen: tweeënhalf jaar geleden was ik met mijn gezin in de jungle van Suriname. Onderweg naar een Marrondorp zaten we in een bootje met een ander gezin. Hun voorouders waren de plantage-eigenaar van mijn voorouders, en hebben ons de naam Ensberg gegeven. Zij zochten daar naar hun voorouders, wij naar die van ons. Dit deed mij toen veel, maar ik vind het ook belangrijk om beide perspectieven van deze geschiedenis te belichten.”
Lesmethodes
Volgens Dave ligt de bal vooral bij de uitgeverijen en bedrijven die digitale leermiddelen ontwikkelen. “Om inclusief onderwijs te geven, heb ik vooral methodes nodig die mij kunnen helpen. Methodes die uitgaan van diversiteit en inclusie. In veel methodes worden nog discriminerende stereotypen gebruikt. Het materiaal zou kinderen júist moeten helpen om zich te herkennen in de lessen. Ook bevatten sommige digitale leermiddelen nu nog steeds racistische algoritmes, waardoor bijvoorbeeld uit wordt gegaan van lage verwachtingen van kinderen uit gemarginaliseerde groepen.”
Deze vrije markt kan soms ook een belemmering voor verandering zijn, reageert Jorrit. “OCW heeft door die vrije markt formeel weinig invloed op lesmethodes”, legt hij uit. Methodemakers baseren hun keuzes vaak op het geldende curriculum. “Zij zeggen: ‘Als jullie het curriculum veranderen, veranderen wij mee. Maar wij voegen niet te veel extra inhoud toe, want dan kiezen docenten onze methode niet omdat die te vol dan is.’ Dan zit je samen in een institutionele wurggreep. Daarom vinden wij: verander eerst de inhoud van het curriculum, dan móéten de methodemakers wel mee.”
Nederland verandert
Wanneer het gesprek op de rol van overheidsbeleid komt, vraagt Jorrit hoe Dave de rol van het afgelopen kabinet heeft ervaren in relatie tot de onderwerpen waar hij zich hard voor maakt. Dave vertelt over een leerling die het land uit werd gezet en welke impact dit had op de school: “Daar hebben we met honderden mensen tegen gedemonstreerd. Ik zie dat angst voor de vreemdeling, angst voor het vreemde, en angst voor de verandering van Nederland is toegenomen.”
“Nederland verandert”, gaat Dave verder. “We worden wel diverser. Dat is een heel natuurlijk proces. Misschien wordt het tijd voor een nieuw verhaal over Nederlanderschap. Niet over enkel stroopwafels en molens, maar over wat het betekent om Nederlander te zijn in de 21ste eeuw. Hoe geven we daar als maatschappij samen invulling aan?”
Een belangrijk symbool in dat nieuwe verhaal is wat Dave betreft Keti Koti. Dat die dag op 1 juli een officiële vrije dag zou moeten zijn, daar zijn hij en Jorrit het roerend over eens. “Het zou me een lief ding waard zijn als Keti Koti een nationale vrije dag wordt. Dat zou enorm helend zijn.” vertelt Dave. Als bestuurder in het onderwijs merkt hij dat 1 juli nu vaak tot verwarring leidt bij personeel, ouders en kinderen. “Wat doen we op die dag? Zijn we vrij, gaan we samen naar de nationale herdenking in het Oosterpark, of geven we les?”
Dave stelt dat de onderwijsjaarkalender nog altijd sterk door het christendom wordt bepaald, wat minder ruimte geeft aan belangrijke dagen vanuit andere culturen en geloven. “Laat ons allen op 1 juli vrij zijn en maak van bijvoorbeeld Tweede Pinksterdag een gewone school- en werkdag. Dan ontstaat er ook ruimte voor andere belangrijke feestdagen zoals Eid al-Fitr of Diwali. Daar is in de huidige maatschappij veel behoefte aan.”
Volgens Jorrit groeit het bewustzijn over het belang van herdenken en erkennen van het slavernijverleden. “Het is niet meer afhankelijk een beperkte groep mensen en organisaties die zich hard maakt voor deze thematiek. Er ontstaat een bredere, beter geïnformeerde en krachtiger stem in de samenleving”, zegt hij.