Wat betekent het om als toonaangevend wetenschappelijk instituut je verleden onder de loep te leggen? Hoe doe je dat op een integere en onafhankelijke manier? En wat kan het opleveren? In deze vijfde aflevering van ‘Samen aan tafel’ spreekt Marie Beauchamps van de KNAW over dit onderwerp met Jennifa Dorleijn, beleidsmedewerker bij OCW. Schuif aan!
Tekst en foto's: Cato Montijn
Beeld: © Ministerie van OCW
Marie Beauchamps en Jennifa Dorleijn
In 2024 kondigde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) aan dat het haar eigen betrokkenheid bij het koloniale verleden laat onderzoeken. Aan projectleider Marie Beauchamps de schone taak de kaders voor het onderzoek vorm te geven. Een kwestie van jaren, waarin onderzoekers en stakeholders bij elkaar gebracht werden, de onderzoeksopdracht werd vastgesteld en budget werd gereserveerd. Als alles meezit kan in september het daadwerkelijke onderzoek beginnen.
Verantwoordelijkheid nemen
Het is niet gek dat de voorbereiding van het onderzoek zo lang duurde. Voor het scheppen van de juiste voorwaarden en omstandigheden en het opbouwen van een netwerk is tijd en aandacht nodig. Jennifa Dorleijn, beleidsmedewerker Onderzoek en Wetenschapsbeleid bij OCW, zette vorig jaar een andere onderzoeksuitvraag op en kan er dus over meepraten. “Ik houd me onder meer bezig met de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Onze directie heeft binnen de NWA een programma opgezet over de doorwerking van het slavernijverleden, naar aanleiding van het Herdenkingsjaar. Zorgvuldigheid was nodig om tot de juiste scope en randvoorwaarden te komen.”
Ook voor de KNAW was het Herdenkingsjaar Slavernijverleden aanleiding voor het onderzoek naar het eigen verleden. “Dat was een reminder dat het belangrijk is proactief te zijn op het gebied van herdenking en erkenning”, vertelt Marie. “We doen dit onderzoek om verantwoordelijkheid te nemen voor ons verleden, dat tot nu toe niet echt besproken is. De KNAW is niet alleen werkgever, maar geeft ook wetenschappers een podium en faciliteert daarmee bepaalde boodschappen. Wat je was, sijpelt altijd door naar wat je nu bent. Als we een inclusieve organisatie willen zijn, moeten we begrijpen waar we vandaan komen en welke stem we hebben gehad. Welk gedachtegoed in de haarvaten van de organisatie zit.”
“De pijnlijke feiten aangaan is ongemakkelijk”, vervolgt Marie. “Maar dat ongemak moeten we leren dragen. Daardoor kunnen we een betere toekomst tegemoet gaan, voor de toekomstige generaties. We staan op een moment van bewustwording, emancipatie én tegenkrachten – ik zet me in voor de positieve beweging.”
Beeld: © Ministerie van OCW
Marie Beauchamps
Onafhankelijk onderzoek
De KNAW ging in gesprek met onderzoekers, gemeenschappen en maatschappelijke organisaties die expertise hebben in het doen van onderzoek naar het koloniaal verleden. Marie: “Bij de KNAW zijn veel onderzoekers aangesloten die dat doen. Ook meerdere van onze onderzoeksinstituten hebben er veel ervaring in, zoals het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Met hen konden we sparren over hoe we dit aanvliegen.”
Ondanks die waardevolle expertise uit de inner circle besloten Marie en haar team al snel dat een onafhankelijke groep wetenschappers het onderzoek zou moeten uitvoeren, om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. “Dat betekent dat ze niet in dienst én geen lid mogen zijn van de KNAW. Het gaat er om dat het gesprek uiteindelijk niet afleidt van de inhoud. Dit kun je maar één keer goed doen. Het doel is dat het onderzoek betekenis krijgt voor de organisatie en de maatschappij.”
“Biedt het niet ook een kans?” Vraagt Jennifa. “Er ontstaat meer ruimte voor een jongere generatie onderzoekers of voor onderzoekers van kleur. Ik ken het signaal dat de gevestigde onderzoeker naar het slavernijverleden niet altijd de onderzoeker is die je zou verwachten op dit gebied.”
“Het heeft inderdaad kansen geboden”, antwoordt Marie. “In het begin werden oprechte zorgen geuit: zijn er buiten de KNAW-verbanden überhaupt genoeg onderzoekers op dit gebied die het nodige profiel hebben om de KNAW-gemeenschap te overtuigen? Dat is geen makkelijke opgave. Maar het was een kans om voorbij onze directe omgeving te zoeken, en daarmee onze blik te verruimen. Wie het onderzoek gaat uitvoeren, is nog niet openbaar, maar ik durf te zeggen dat het gelukt is een goed team bij elkaar te brengen.”
Beeld: © Ministerie van OCW
Jennifa Dorleijn
Signalen ophalen
Een vergelijkbare kans zag OCW tijdens het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. De directie van Jennifa, Onderzoek en Wetenschapsbeleid, besloot in die tijd een onderzoeksprogramma op te zetten. Nog zonder specifieke onderzoeksvraag, en gericht op onderzoekers en maatschappelijke organisaties die binnen andere onderzoeksprogramma’s minder makkelijk de ruimte krijgen. Jennifa: “OCW is er voor het hele stelsel van wetenschap. Dat betekent dat het initiatief voor het specifieke onderzoeksonderwerp vanuit de onderzoekers zelf komt.” Zo hoopt de directie ruimte te bieden aan de behoeften van onderzoekers, maatschappij en gemeenschappen zelf.
“Om de inhoudelijke kaders te formuleren, hebben we gesproken met de Regiegroep Staat en Slavernij”, gaat Jennifa verder. “We vroegen: waar zien jullie een onderzoeksbehoefte en waar kunnen wij dus op mikken met het onderzoeksprogramma? De Kennisagenda die volgde, werd onze inhoudelijke richtingaanwijzer. Ook hebben we signalen ontvangen van mensen uit de betrokken gemeenschappen. De call die uit die gesprekken voortkwam, stelt een aantal duidelijke voorwaarden en schetst de context en aanleiding. We vragen om een onderzoek naar de doorwerkingen van het slavernijverleden, met een open aanpak en met ruimte voor meerdere perspectieven. Een van de voorwaarden is actieve betrokkenheid van maatschappelijke stakeholders. Hun perspectieven zijn van groot belang voor dit soort onderzoek.”
Dialoog met verschillende kennisvelden
“Wij doen ongeveer hetzelfde, met een andere reden”, reageert Marie. “Meerstemmigheid staat centraal in onze onderzoeksopdracht. Daarmee bedoel ik dat we een team zoeken dat is samengesteld uit mensen met diverse perspectieven en met verschillende disciplines. We hebben écht boeiende voorstellen ontvangen, die hopelijk iets anders aan het licht zullen brengen dan we al kennen. Die meerstemmigheid en die levendigheid in het debat is interessant.”
“Ook wij staan erg open voor het betrekken van lokale kennisnetwerken”, vervolgt Marie. “Maatschappelijke organisaties als het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) en Het Indisch Herinneringscentrum hebben door hun maatschappelijke rol veel expertise. We wilden heel graag hun visie op dit onderzoek horen. Sommige van hen reageerden verrast en soms wat sceptisch op die uitnodiging, maar de meeste organisaties waren zeer geïnteresseerd in het gesprek. Mijn hoop is dat dit ook een kans biedt om meer gesprekken te hebben en te groeien in wat we voor elkaar kunnen betekenen.”
Dat is een mooie kans, vindt ook Jennifa. “Door het betrekken van die gemeenschappen en organisaties, die niet per se een wetenschappelijke achtergrond hebben maar wel nieuwsgierig zijn, kunnen we de wetenschap prikkelen en verrijken.”
Bruikbare uitkomsten
Ook de opzet van het onderzoek – en daarmee wat er uiteindelijk mee gebeurt – was een punt van debat, vertelt Marie. “We hebben ervoor gekozen te focussen op het verleden, omdat dat een cruciale stap is in het begrijpen van het heden. Ik zie dat veel mensen geïnteresseerd zijn in wat we met de onderzoeksresultaten gaan doen. Daar heb ik begrip voor. Maar we kunnen de stap niet overslaan van het erkennen van het verleden. Ik zie het als mijn taak als beleidsadviseur om de lange lijn vast te houden en dit onder de aandacht te blijven brengen. Zodat we uiteindelijk echt iets met de resultaten kunnen doen.”
Marie hoopt dat het onderzoek een stimulerende werking zal hebben. “Ik zou het mooi vinden als het onderzoek de KNAW stimuleert om te transformeren met inclusie als centraal begrip. Én ik hoop dat dit soort onderzoeken in het algemeen bijdragen aan inclusievere wetenschap en curricula. Zodat ook andere stemmen gelezen en begrepen worden.”
“De mensen om wie het gaat, zowel onderzoekers als de maatschappij, zijn soms onderzoeksmoe”, merkt Jennifa op. “Voor die groep hoop ik dat er bruikbare uitkomsten komen. Het gros van de onderzoeken naar het koloniale verleden van Nederland is meerjarig en het zal even duren tot er resultaten komen. Daarna volgt een ander gesprek: wat betekenen die uitkomsten, wat is de volgende stap? Dan gaan we als maatschappij een nieuwe fase in.”